

Discover more from Jelle’s Ontwikkelingen Online
Mensen zijn ingewikkeld
Live-blog van het lezen van het gelijknamige boek door Floortje Scheepers
Helaas ben ik buiten de boot gevallen voor het partnerprogramma van Bol.com. Ik heb wel een algemene email met een afwijzing gekregen maar als ik die ga nazoeken zie ik zoveel punten waarop ik niet voldoe aan de voorwaarden die de obese boekenverkoper met de blauwe jas mij wil opleggen, dat ik het in zijn geheel opgegeven heb. Ik verdien bovendien meer en beter aan mensen die zelf direct wat cash overmaken omdat ze mij graag lezen. Dat ik daar om vraag was onder andere tegen het zere been van de internetgigant. De tyfus dan maar met ze. Ik ben geen ondernemer om naar andermans pijpen te gaan dansen. Dus opgehoepeld.
Dan mijn nieuwste aanwinst, titel van dit blog en volgende boek dat ik live bloggend met u ga doornemen, gewoon omdat het kan. En ik daardoor de informatie beter vasthoud. En u daardoor een beter beeld krijgt van het boek. Ik doe dit bewust niet op een boekenreview site van de algemene soort, want dan moet ik weer aan hun voorwaarden voldoen. Uiteindelijk is het voor mij ook herstelwerk en past het gewoon het best op mijn persoonlijk herstelblog.
De eerste bladzijden beginnen met het vertellen wat het boek zal belichten, de motivatie van de auteur, hoe het tot stand is gekomen en kortom een voorwoord met een stukje verantwoording. Blader-blader om daarna verder te gaan met “Wat we begrijpen” waarin meteen duidelijk gemaakt wordt wat we voorts ook vooral niet begrijpen.
Het eerste hoofdstuk over begrijpen dus, wordt afgesloten met een reflectie door twee mensen die geïntroduceerd worden als experts. Daaropvolgend neemt de schrijfster het laatste woord weer om daar conclusies aan te verbinden. Dit leest heel bijzonder weg, omdat het lijkt alsof je meegenomen wordt in de totstandkoming van het uiteindelijke werk op deze manier. Pluspuntje en dit las ik niet eerder zo.
In hoofdstuk twee wordt het belang van genetische maar vooral menselijke variatie onderstreept aan de hand van een wel heel typisch voorbeeld waarbij ik een nieuw feitje leer over de prevalentie van Diabetes type I. Ik zal het aantal spoilers in deze review beperken maar verklaren dat mijn liefste liefje mijn muze en drijvende kracht lijdt aan dit defect en tevens slecht tegen hitte kan. Wat volledig aansluit op hetgeen hier genoteerd is. Bijzonder.
Er volgt uitleg over de norm en hoe mensen hiermee dealen tegenwoordig, voorlopige conclusie aan de hand van een voorbeeld bij mij is: slecht. Over IQ-testen: “Kennelijk zijn we steeds beter in het maken van dit soort testen…” Dit is een inzicht dat ik letterlijk ook deel in mijn levensboekje dat binnenkort verschijnt voor een select gezelschap. Grappig dat de auteur, wie ik hoog acht tot nu toe, dit ook zo ziet.
Dan komt de Angststoornis aanbod. Aangezien dit de formele werktitel is van mijn verwijzing richting Dimence momenteel denk ik hier wel het een en ander over te weten, maar dat durf ik niet zo goed te zeggen in het bijzijn van zulke slimme mensen. Ook het kopje over psychose denk ik wel te vatten maar iets zegt mij dat ik sommige dingen beter voor mezelf kan houden.
De bekende grafiek van de normaal verdeling volgt, volgens onderzoek van de Telegraaf scoort 86% van de ondervraagde mensen bovengemiddeld op een IQ-test tenslotte… ;-)
Dan volgt mijn stokpaardje, de DSM-kritiek op pagina 54-55. Ik omschreef het bij het verschijnen van de DSM-5 wellicht niet zo mooi als de auteur hier doet in het boek met specifieke kritieken maar weldegelijk was ik degene die er meteen een groot punt van maakte waar meerdere mensen in mijn omgeving van kunnen getuigen. Van werkgevers tot blogs. Alleen door mijn minder fijnbesnaarde mentale capaciteit in der tijd, of lees: Ik was toen regelmatig zo high als een vlieger - kwam mijn protest neer op: “KUT BOEK! DE FIK ER IN!” … Gelukkig kunt u van deze auteur en dit boek betere onderbouwing verwachten.
Op pagina 60 wordt het punt van samen-leving zeer duidelijk uiteengezet als tegenwerping op classificaties van individuele excellentie.
Het hoofdstuk wordt weer afgesloten met een reflectiesessie waarbij ik kan verklappen dat een van de opgevoerde experts Jim van Os is, welke ik ook tevens erg hoog heb zitten. Notabene co-auteur van het hier onlangs nog behandelde boek: "We zijn God niet”.
Uiteindelijk met de conclusie van de auteur samen, lees ik een mooi stuk MDO over de staat van de psychiatrie zelf. “And I think that’s beautiful…”
Het volgende hoofdstuk gaat over onderzoek, methoden en hoe die in verhouding tot de praktijk staat. Een feitje over Einstein’s psychotische zoon wil ik u niet onthouden. Mijn zoon zou juist omgekeerd geniaal wetenschapper zijn; ware het niet dat een vasectomie abrupt zijn bestaan in het geheel hypothetisch zal houden.
Inmiddels ben ik bijna halverwege. Leest weg als een warm mes door boter. Ik krijg zoveel affirmaties van door mij eerder al intuïtief vastgestelde tekortkomingen in dit vakgebied dat ik bijna zelf zou gaan egotrippen. Een: "IK ZEI HET TOCH!!"-reflex maakt zich meester van mij. Welke ik voor nu verder zal onderdrukken, want wat ik wel of niet zei maakt niet uit voor dit boek.
Ondertussen moet ik dringend wat zelfzorg doen. Hoe boeiend het onderwerp ook is, ik kan niet blijven lezen op koffie en een mars als avondeten. Bovendien krijg ik een mineur humeur of in minder poëtische woorden: grafstemming. Dat betekent dat ik moet wandelen en bellen met mijn liefste. Maar niet voor ik gegeten heb. Eten werk ik naar binnen alsof mijn leven er vanaf hangt: boontjes met aardappels en kip. Uit de magnetron natuurlijk. Ik stel vlak voor vertrek vast dat ik een vliegenplaag hebt opgelopen door het plots oprukkende warme weer en mijn lakse houding ten opzichte van het huishouden nu enkele dagen die toevallig overlappen. Ik irriteer mij hier aan dat ik dit heb laten gebeuren terwijl mijn vriendin mij telefonisch er fijntjes op wijst dat terwijl ik allerlei obsessieve krachten liet botvieren op lezen en schrijven, zaken als het huishouden, persoonlijke verzorging en boodschappen - zeg maar: de moetjes van het bestaan, ook nog aandacht verdienen. Iets te hard zeg ik dat ik niet vooruit kom op dat vlak, en wentel mij in slachtofferschap. Bij thuiskomst blijken de vliegen daar geen boodschap aan te hebben. Ze bewonen inmiddels niet alleen het keuken gedeelte, maar ook de hal en woonkamer - waar de verlichting van de computerschermen ze aantrekt. Nog eventjes in denial loop ik naar boven - gek genoeg is daar geen vlieg te vinden. Maar ja! Hoe lang nog? vraag ik mij af terwijl het nieuws voort leutert over de toeslagenaffaire en specifiek de rol van Rutte in dit verhaal. Nadat het nieuws is afgelopen kan ik niet slapen met in gedachten het idee dat al die vliegen, het zijn er minstens 50 inmiddels, naar boven kunnen komen. En daal ik weer af naar beneden. De hele zwerm zoemt rond mijn computer. En ik raak nu in milde paniek dat die kutbeesten niet eerder dan de postbode op zaterdag komt verdelgd kunnen worden. Bovendien zie ik dat marktwerking acuut de prijs van een fles vliegenspray heeft opgedreven naar een duizelingwekkende 13 euro voor 400ml. Not today Bolle. Ik weet zeker dat ik dit jaar al bij de Aldi voor nog niet de helft van dat bedrag een bus heb gehaald hij staat alleen op een plek waar ik nog niet gekeken heb. Ineens schiet die locatie in mijn hoofd: Achter de deur in de boekenkast. En jawel, een volle fles FLORIA Anti-insectenspray wacht om zijn purpose te vervullen. Enthousiast ga ik in de weer met de vliegenspray totdat de direct verlamde, verstrooide en vergiftigde vliegen als tamme half doden letterlijk uit de lucht vallen. Met genoegen gebruik ik mijn maat 44 met sokken om de creperende beestjes definitief te elimineren. Na deze geslaagde genocide zet ik de ramen tegen elkaar open, en besluit ik verder te gaan met dit werk.
Anyway, ik was gebleven op pagina 114 alwaar het adaptatie vermogen van complexe systemen aan bod komt. De regel die mij raakt in dit verband is: “Er bestaat geen organisme dat de omgeving zo immens heeft beïnvloed als de mens” Dat kan kloppen, denk ik, terwijl ik naar de lijken van de vliegen op de grond kijk.
Op pagina 122 lezen we: “Als het weer al zo moeilijk te voorspellen is, dan is dat al helemaal het geval met een dagelijkse omgeving waarin nog veel meer factoren een rol spelen (…)” - Over onzekerheid op individueel en groepsniveau.
Het voorbeeld dat doorgaat tot pagina 129 geeft een gezicht aan het begrip ziektewinst op totaal andere wijze dan ik hier eerder op dit blog deed. Terecht. Leerzaam. Hierna volgt weer een reflectie met experts die ik zal laten voor de lezers zelf om te ontdekken. Ik mis alleen het woord entropie hier, gezien een van de experts informaticus is had ik dit woord verwacht op een gegeven moment.
Het volgende hoofdstuk “Wat we zeggen” gaat over diverse invalshoeken van complexiteit en subjectiviteit totdat ik bij pagina 150 aangekomen realiseer dat inderdaad ChatGPT nog niet is genoemd. Hoe dan ook, zo’n taalmodel zit ook verstopt in een doos.
Op pagina 156 gaat het verder over het placebo effect en het ervaren van bijwerkingen die puur op basis van suggestie ervaren worden. Ik moet denken aan mijn deelname aan de MELIA-Studie en ben nu helemaal gedesoriënteerd omdat ik vrij zeker was dat ik het echte spul (metformine) had gekregen totdat ik zojuist deze paragraaf las. Hmm. Alles wordt vanzelf onthuld, mettertijd.
Het geheel wat we zeggen heeft grote gevolgen blijkt uit de volgende voorbeelden en omschrijvingen. Taal is machtig, vat ik samen. De reflectiesessie die op dit hoofdstuk volgt wordt onder andere door Arnon Grunberg verzorgd en nog twee mij minder bekende namen. Gelukkig worden alle personen in elke reflectiesessie geïntroduceerd met hun expertise en relevantie, zodat goed duidelijk is vanuit welke autoriteit zij spreken. Voor wat betreft Grunberg en “wat er gezegd wordt” is dat natuurlijk zeer treffend.
De reflectiesessie is langdradig en theoretisch. Jammer. Misschien ben ik ook wel gewoon moe. En is mijn ambitie om dit boek vandaag nog af te werken te hoog gegrepen. De klok zegt 22:47 - ver na mijn normale bedtijd van 21:30 dus. Mijn kat komt nu ook binnen en lijkt te zeggen: Ga slapen gek! Wat ik dan maar doe nu ook. Morgen ligt deze tekst hier nog wel.
2:32 AM Midden in de nacht ja, maar kennelijk vind mijn hoofd het tijd om es even in te checken. Mijn blaas tevens om uit te checken. Ik zet dan maar een kop koffie en pak het boek er weer bij waarbij ik de laatste reflectiesessie herlees, bij pagina 180 eruit vis dat een niet aanwezig adaptatievermogen als ziek ervaren wordt maar verder ik nog steeds weinig houvast ervaar in deze sessie. De auteur lijkt het met mij eens en sluit af met een wel zeer summiere conclusie voor alles wat vooraf ging.
We vervolgen onze weg met hoofdstuk 6 waarbij we ons afvragen: “Wat we anders kunnen doen?” - het amicale ‘we’ waar gewag van wordt gemaakt is echter niet u en ik in het algemeen maar lijkt een ‘we’ bestaande uit peer-professionals in de psychiatrie te omvatten. “Een gelijkwaardige dialoog vraagt om taal die gelijkwaardig is…” waarvan akte.
Vanaf pagina 186 wordt een soort aanklacht geformuleerd tegen de wetenschap en zij die haar bedrijven wat op pagina 188 uitmondt in een verwijzing naar blended psychiatry. Hetgeen uitgelegd wordt als de mix tussen koude data met subjectieve betekenis en professionele interactie of warme data. Ik zeg er maar bij dat wat ik hier noteer betekenis krijgt door het boek gewoon te lezen, en zo samengevat eerder vaag theoretisch blijft. Het is allemaal best complex.
Voorbeelden uit de PsychiatrieVerhalenbank passeren de revue en worden voorzien van de suggestie dat taalkundige interpretatie door computers weldra meer inzicht zal kunnen verschaffen. Ik denk weer aan ChatGPT, maar de merknaam valt niet.
Op pagina 200 wordt Open Dialog kort benoemd en toegelicht, een term die ik vaker ben tegengekomen in het werk van Jim van Os. Het lijkt me een redelijk voor de hand liggend concept verder.
De regel die mij raakt op pagina 205 komt uit de verhalenbank weer en slaat wat mij betreft keihard de spijker op zijn kop: “Eh, als ik met mijn gevoelen wil leren eh, dealen, moet je mij geen cognitieve therapie aanbieden, hè.” BAM. Zo is het ook nog eens. Zo werd bij mij in mijn voorbije 20 jaren aan psychiatrie regelmatig benoemd hoe ‘slim’ en/of ‘intelligent’ ik was, wat mij op den duur er toe leidde te geloven dat dit eerder een vloek dan een zegen is.
Op pagina 214 komt Stigma en de organisatie “Samen Sterk Zonder Stigma” aan bod, waarvan ik mij zo nu herinner dat ik daar actief voor heb lopen adverteren totdat ik las dat de geldkraan werd dichtgedraaid. Een en ander vervolgt het verhaal van Netwerkpsychiatrie, wat op zich een hoopgevend verhaal biedt. Vanaf pagina 219 volgt weer een Reflectiesessie waarbij ik nu opmerk dat ik goed ziek (figuurlijk) begin te raken van het hele theoretische geleuter over psychiatrie, herstel en alles wat daarbij hoort. Staat op zich los van dit boek hoor, maar ineens speelt een antipathie voor het hele onderwerp bij mij op. Een teveel. Een overvloed. Dit is het vierde boek dat ik in korte tijd over psychische gezondheid doorworstel en ik krijg acuut en zwaar last van mentaal-moeheid.
En hoewel de reflectiesessie nog wat waardevolle woorden toevoegt over hoe we juist dichter tot elkaar kunnen komen, waarbij ‘we’ patiënten en hulpverleners door elkaar zijn, voel ik mij nu steeds verder verwijderen van de essentie van hetgeen betoogd word. Ik merk dat ik naar het einde van het boek toe lees. Lezen over het lijden wordt zodoende een lijden op zich. En dat is niet het idee van een leuke leeshobby lijkt me. De conclusie van de reflectie van hoofdstuk 6 door de auteur is dat we meer met elkaar in gesprek kunnen gaan. Ik wou moeten typen. Maar ze doet echt een suggestie, geen opdracht. Ik vind het nogal wat. Niet alleen zijn mensen ingewikkeld, ook kunnen ze op den duur als vermoeiend en moetjes ervaren worden. Dan werk ik niet meer aan herstel maar produceer ik de laatste loodjes van een verslag dat af moet. Dwangmatig. Onder enige lijdensdruk.
Het laatste hoofdstukje 7 is gelukkig erg kort en springt nog even terug naar waar we begonnen met afwijken van de norm qua (fysieke) lengte. Tot slot zit er een waarschuwing voor stelligheid in verwerkt die ik zeker zelf wel mag omarmen maar daar heb ik nu totaal geen zin meer in. Op dit moment. Het is 3:39AM en ik denk dat ik er goed aan doe nog even wat uurtjes slaap te klokken.
De literatuurlijst volgt weer, er staan niet alleen boeken maar ook documentaires en artikelen in vermeld die gedurende het boek zijn aangedragen. Dit is wel waardevol. Ik zou er iets mee kunnen doen, maar niet nu.
En dan is het boek uit.
Oordeel: Ik ben nog aan het processen wat ik nu net eigenlijk in ijl tempo door mijn grijze massa heb laten schieten, welke verbindingen ik daarbij heb gelegd en wat ik nu eigenlijk geleerd heb. Ik concludeer dat er een groot stuk algemene kennis op dit vlak is geweest dat mij door het boek heen heeft gesleept en verder uitgediept is met specifiek onderzoek dat aangehaald werd telkens. Vooral het laatste stuk met de referenties naar de verhalenbank vind ik daarbij weer tastbaar en herkenbaar worden. Voor de rest is het een overcompleet werk van theoretische aard gemengd met ervaringskennis. Een cijfer vind ik heel moeilijk.
Op een zeker moment reduceer ik dit met hindsight tot “Ja! En dat zeg je nu!” en merk ik dat ik boos kan worden om de bij mij inmiddels openstaande deuren die allemaal nog eens afgelopen zijn. Toch moet ik niet uit het oog verliezen dat het een broodnodig overzichtswerk is, zeker niet alleen voor professionals maar ook voor de lijdende voorwerpen - patiënten dus toch wel ja. Een cijfer doet wellicht kwaad hier maar geef ik toch: een 8. En daarbij laat ik het.
Ben kapot!